Mieren zijn ook ongewervelden die gehouden kunnen worden als huisdier. De verzorging is wel heel anders dan de meeste ongewervelden, omdat je bij mieren niet één individu kan houden maar alleen een kolonie. Dat alle mieren samenwerken en de taken in de kolonie verdelen, maakt het tot een van de meest fascineerende types ongewervelden om te houden.
Introductie
Mieren behoren tot de groep Hymenoptera, net als bijen en wespen. Alle mierensoorten leven in kolonies, er bestaan geen alleenlevende soorten. In de kolonie worden de rollen strikt verdeelt; de koningin legt eieren, de werksters verzorgen de larven, bouwen aan het nest en brengen voedsel terug naar de kolonie. In sommige soorten mieren zijn er verschillende types werksters, te zien aan hun grootte of vorm van de kaken, die alleen specifieke taken uitvoeren. Eens in het jaar produceerd een kolonie nieuwe koninginnen en mannetjes die een nieuwe kolonie kunnen starten. Deze verlaten de kolonie in zogenaamde bruidsvluchten.
Er zijn ongeveer 22.000 soorten mieren op Aarde. Mieren zijn erg succesvol en zo goed als overal te vinden; als je de biomassa van alle dieren op Aarde berekend, bestaat 15 á 25% daarvan uit de biomassa van mieren.
Genetisch
Mieren hebben een haplo-diploid sexe-determinatiesysteem. Een hele mond vol, maar het betekend dat mannelijke mieren ontstaan uit onbevruchtte eitjes en vrouwelijke mieren uit bevruchte eitjes. Mannelijke mieren hebben van elk chromosomenpaar maar één, terwijl vrouwtjes (net als bij mensen) van elk chromosoom twee hebben.
Eusocialisme
Het systeem van mieren met een koningin die alle eieren legt en werksters die al het werk doen heet eusociaal en is heel bijzonder in de natuur. Voor lange tijd hebben biologen zich verbaast over de werking van het eusociale systeem, omdat het heel vatbaar lijkt voor misbruik. Een dier dat zich voortplant, zal zijn genen verspreiden naar de volgende generatie. Een dier die geen nakomelingen krijgt, zal dat niet doen. De genen in de werkster die ervoor zorgen dat zij zal helpen met het grootbrengen van de jongen van de koningin, zullen dus niet via de werkster naar de volgende generatie gaan. En sterker nog; Stel dat een werkster in de kolonie niet meer werkt, maar zelf eieren legt? Zij maakt dan gebruik van alle andere werksters, terwijl zij haar genen voor “luiheid” doorgeeft aan haar nakomelingen. De volgende generatie zullen er dus meer mieren zijn die zelf eieren leggen in plaats van de koningin te helpen. Hoewel het debat tussen biologen nog door gaat over de precieze werking van het systeem, is het duidelijk dat eusocialisme blijft bestaan doordat de werksters hun familie helpen met zich uitbreiden. De zogenaamde ‘inclusive fitness’ en ‘kin selection’ zorgt ervoor dat kolonies met een goede samenwerking meer nieuwe kolonies zullen starten dan de kolonies met “luie” werksters die zelf eieren leggen. Omdat eusocialisme al zo lang bestaat, is het voor werksters van de meeste mierensoorten helemaal niet eens meer mogelijk om eieren te leggen.
Uiterlijk en soorten
Iedereen weet wel hoe een mier eruit ziet. Zes pootjes, twee antennes, een driedelig lichaam met kop, thorax en abdomen. Er zijn echter veel verschillende aanpassingen op dit bouwplan qua grootte van het lichaam en de verhoudingen tussen de lichaamsdelen. Mieren komen voor de in de kleureb geel, zwart, rood en bruin.
De meest bekende soorten die gehouden worden als huisdier, zijn de zwarte wegmier Lasius niger, de oogstmier Messor barbarus en de rode mier Myrmica rubra. Lasius niger is de meest bekende mier vanwege zijn talrijkheid in tuinen, terrasjes of misschien zelfs jouw keukenkastje. Deze mier is zwart van kleur. De rode mier Myrmica rubra is ook bekend, aangezien dit soort ook in de tuin voor komt en kan bijten. De oogstmier Messor barbarus is een mier uit Zuid-Europa die niet voorkomt in Nederland. Deze mier is favoriet omdat hij verschillende types werksters heeft, kleine minors en grote majors, en omdat hij zaden eet.
Huisvesting voor mieren
Mieren kunnen in een simpele reageerbuis gehouden worden totdat de kolonie groot genoeg is om te verhuizen naar een formicarium. De reageerbuis bestaat uit suikerwater, daarna een dikke wattenprop, dan de mieren en als afsluiting nog een wattenprop. Dit is geen mooi soort huisvesting, maar het functioneerd goed voor een kolonie met maximaal ongeveer 25 miertjes.
Een mooiere huisvesting voor een mierenkolonie wordt een formicarium genoemd. Een goed formicarium is zo gemaakt dat de mieren zich er prettig in voelen én dat de eigenaar de mieren kan observeren in de kolonie. De activiteit van de mieren in de kolonie is namelijk het meest interessante van het houden van mieren. De binnenkant van het nest moet wel donker zijn voor de mieren, anders zullen ze door stress niet goed gefunctioneren.
Een formicarium gestaat uit twee delen; het nest zelf en het zogenaamde ‘buitengebied’. In het nest bevinden zich tunnels of materiaal waarin de mieren zelf tunnels kunnen graven. In het buitengebied wordt voedsel aangeboden voor de mieren en brengen de mieren hun afval vanzelf naartoe.
Omdat er heel veel manieren zijn om een goed formicarium te bouwen, beschrijf ik hier slechts één voorbeeld. Er zijn meer types te bouwen en ook vele soorten formicaria kant-en-klaar te kopen.

Formicarium bouwplan. Dit is een voorbeeld
Voor dit formicarium heb je nodig; een vierkant blik, plastic bak of aardewerken bak, doorzichtig rubber slangetje (diameter ong. 1 cm), gipspoeder, play-doh klei en een glasplaat die net niet de hele oppervlakte van het blik of de bak bedekt. De grootte van het blik of de bak moet minstens 20 x 10 cm zijn voor een kleine mierenkolonie, met een hoogte van ongeveer 5 cm. Een grotere oppervlakte is ook mogelijk en is noodzakelijk voor grote kolonies. Met de klei kan je een tunnelsysteem op de glasplaat maken zoals op de afbeelding. Zorg dat het rubberen slangetje als tunnel naar de buitenwereld dient. Maak ook enkele gleuven van de zijkant van de glasplaat richting het midden, dit worden watergeulen waardoor de kolonie vochtig gehouden kan worden vanaf buiten. Vervolgens vul je het blik met gips (gipspoeder en water, zoals op de verpakking) en hang je de glasplaat in het gips. De klei ligt dus in het gips, maar mag niet helemaal wegzinken. Als de gips uitgehard is, kan je de glasplaat optillen en alle klei verwijderen. Als je dan de schone glasplaat weer terug legt, heb je dus hard gips met daarin tunnels gevuld met lucht.

Dit is een formicarium met één watergleuf
In de watergeulen kan je twee keer per week water druppelen. Dit loopt door de geulen richting het nest, waardoor het daar vochtig wordt. Als je dit consequent volhoudt, zullen de mieren opmerken op welke plekken het te droog is en welke plekken te vochtig. Ze zullen hun larven en voorraad verplaatsen naar plekken die voor hen gunstig zijn.
Het nest is dus omhult met een blik of plastic bak en dient afgeschermt te worden tegen licht. Mieren kunnen zich door gips heen werken, dus zorg ervoor dat de mieren niet uit het blik/de bak kunnen kruipen. Het nest moet je met de rubberen buis aansluiten op een ‘buitenwereld’. Dit kan een mierdicht afgesloten glazen of plastic bak zijn, of een open bak waarvan de rand ingesmeert is met teflon of parafinneolie zodat de mieren er niet uit kunnen lopen. Op de bodem van het buitenverblijf kan je zand doen en in dit gebied zet je het dopje met suikerwater en het voedsel neer.
Voedsel
Wat mieren eten is afhankelijk van het soort, maar over het algemeen kunnen mieren gevoerd worden met dode of levende insecten en een oplossing van honing of suiker met water. Ook stukjes fruit, stukjes vlees, stuifmeel of stroop wordt gegeten door mieren. Messor barbarus eet naast insecten en suikerwater ook zaadjes; o.a. gierst, paardenbloemzaadjes, graszaad, onkruidzaad en andere kleine zaadjes.
Het suikerwater kan gemaakt worden door 7 delen water met 1 deel suiker of honing te mengen. Dit kan aangeboden worden aan de mieren in het buitengebied van het formicarium in een dopje van bijv. een colafles of bierflesje. De dode of levende insecten, zoals fruitvliegen, kleine krekels, vliegen en motten, kunnen zo in het buitengebied gedaan worden. De mieren vinden deze vanzelf. Ongewoon Ongewerveld verkoopt ook fruitvliegen om te voeren aan mieren, zie de webshop.
Vochtigheid en temperatuur
De gewenste vochtigheid voor de kolonie van mieren is afhankelijk van het soort. De vochtigheid in het buitengebied maakt weinig uit, maar binnen in het nest moet de vochtigheid constant zijn. Door de bouw van het beschreven formicarium, kunnen de mieren zelf kiezen bij welke vochtigheidsgraad ze hun larven of voedsel bewaren. De temperatuur voor een mierenkolonie mag tussen de 20 en 28 °C zijn, met ‘s nachts wat kouder op ongeveer 15 graden. Het nest kan verwarmd worden met een warmtematje of lamp. De lamp mag geen licht geven in het nest zelf, alleen er op zodat de warmte de mieren bereikt.

Lasius flavus, of gele weidemier, met hun larven
Ontwikkelingsduur en groei van de kolonie
De ontwikkelingsduur van een mier van eitje tot werkster is afhankelijk van het soort en de omgevingstemperatuur. Over het algemeen kan je ongeveer twee weken rekenen. De groei van de kolonie is afhankelijk van de hoeveelheid eitjes de koningin legt, en het succes van de ontwikkeling van deze eitjes. Dit is dan weer afhankelijk van de omgevingstemperatuur, de hoeveelheid voedsel en de kwaliteit van het voedsel. Eiwitten, te voeren als insecten zoals fruitvliegjes, zijn belangrijk om de kolonie goed te laten groeien.
Een mierenkolonie wordt zo oud als de koningin; dit kan ongeveer 3 tot 10 jaar zijn. Misschien zelfs langer voor sommige soorten.
Mieren kopen of zelf vinden
Je kan een mierenkolonie kopen of zelf eentje vinden in de natuur. Bij beide opties kan je kiezen tussen een koningin met werksters/broedsel of alleen een koningin. Als je alleen een koningin koopt of vindt, weet je niet of ze bevrucht is (dit is niet te zien). Als ze niet bevrucht is zal ze nooit een kolonie beginnen. Bij het kopen raad ik daarom aan om een koningin mét broedsel te kopen. Als je zelf de natuur in gaat om mieren te vangen, raad ik aan op zoek te gaan naar een jonge koningin die nog geen kolonie heeft. In juni, juli en augustus zijn er regelmatig grote gevleugelde zwarte mieren te vinden; dit zijn jonge Lasius niger koninginnen die op zoek zijn naar een plekje voor hun eigen nest. Als je deze vangt, beschadig je de natuur niet. Ook zijn ze makkelijk te vinden in de zomer en dit soort is goed te houden als huisdier.
Sommige mierensoorten zijn beschermd in Nederland. Het is verboden deze mieren te vangen, verhandelen of te houden. De rode bosmier Formica rufa is bijvoorbeeld beschermd.
Laat geen mieren los in de vrije natuur. Je kan een mierenkolonie niet ‘laten grazen’ in de vrije natuur, want ze zullen hun hele kolonie de natuur in verhuizen en niet meer terug komen naar het formicarium. Sommige soorten die als huisdier gehouden worden komen niet voor in Nederland; loslaten betekend dat de natuur verstoort wordt.